Minimumdoelen (eindtermen)

Scroll of swipe horizontaal door de tabel om de minimumdoelen van alle projecten te bekijken of te vergelijken.

MINIMUMDOELEN

321 lift-off

Arcade

Bioscoop

Blocks and roll

Botsbots

De elementen van Plato

Een Boole enen en nullen

Het abc van xyz

Het zonnetje in huis

Mijn keuken

Op reis naar een virtuele wereld

Plaatjes draaien

Proper en gezond

Puffen of rillen

Sport en technologie
LICHAMELIJK, GEESTELIJK EN EMOTIONEEL BEWUSTZIJN EN GEZONDHEID
01.02. De leerlingen ontwikkelen gezondheidsvaardigheden in
functie van hun fysiek en mentaal welzijn binnen
verschillende thema’s.
01.05. De leerlingen voeren motorische basisvaardigheden uit,
rekening houdend met ergonomische principes en de
evolutie van hun fysieke capaciteiten.
01.06. De leerlingen passen tactieken en principes toe met
respect voor de afgesproken regels en rollen in sport en
spel.
01.07. De leerlingen hanteren in verschillende rollen in sport en
spel principes van verantwoord en veilig gedrag.
NEDERLANDS
02.02. De leerlingen beoordelen doelgericht informatie op betrouwbaarheid, correctheid en bruikbaarheid bij het lezen en luisteren.
02.03. De leerlingen selecteren relevante informatie bij het lezen
en beluisteren van teksten.
ANDERE TALEN
De leerlingen zetten eerder en nieuwverworven woordenschat in ter ondersteuning van hun communicatieve handelingen.
DIGITALE COMPETENTIES EN MEDIAWIJSHEID
04.02. De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten
van toepassingen om digitale inhouden te creëren.
04.05. De leerlingen ontwerpen doelgericht een digitaal en niet-digitaal algoritme volgens de principes van
computationeel denken en debuggen het.
SOCIAAL-RELATIONELE COMPETENTIES
05.01. De leerlingen gaan respectvol en constructief met anderen in interactie rekening houdend met elkaars grenzen.
WISKUNDE, EXACTE WETENSCHAPPEN EN TECHNOLOGIE
06.01. De leerlingen rekenen met natuurlijke, gehele en
rationale getallen.
06.02. De leerlingen zetten rationale getallen om van de ene
naar de andere voorstellingswijze: decimale vorm, breuk
en procent.
06.04. De leerlingen analyseren meetkundige objecten met
behulp van eigenschappen en meetkundige relaties in het
vlak.
06.05. De leerlingen construeren meetkundige objecten met
gegeven eigenschappen in het vlak.
06.08. De leerlingen berekenen omtrek en oppervlakte van
vlakke figuren: driehoek, trapezium, parallellogram, ruit,
rechthoek, vierkant en cirkel.
06.09. De leerlingen analyseren aan de hand van 2D- en 3D-voorstellingen meetkundige objecten in de ruimte: kubus,
balk, piramide, bol, kegel en cilinder.
06.10. De leerlingen berekenen oppervlakte en volume van
ruimtefiguren: kubus, balk en cilinder.
06.11. De leerlingen gebruiken letters als onbekenden, als
variabelen en voor veralgemeningen.
06.12. De leerlingen rekenen met algebraïsche uitdrukkingen.
06.13. De leerlingen bepalen de getalwaarde van een
algebraïsche uitdrukking.
06.14. De leerlingen hanteren coördinaten in het vlak.
06.15. De leerlingen analyseren recht en omgekeerd evenredige
verbanden tussen grootheden.
06.16. De leerlingen stellen formules op die regelmaat in
eenvoudige patronen en schema’s beschrijven.
06.18. De leerlingen voeren een beschrijvend statistisch
onderzoek uit met niet-gegroepeerde gegevens van één
grootheid.
06.21. De leerlingen lossen vraagstukken en problemen op door
te mathematiseren en demathematiseren en door gebruik
te maken van heuristieken.
06.23. De leerlingen beschrijven fenomenen uit de realiteit aan
de hand van wiskundige concepten uit de eerste graad.
06.25. De leerlingen leggen het belang van fotosynthese uit.
06.26. De leerlingen leggen uit hoe stofomzettingen,
stofuitwisselingen en energieomzettingen het
functioneren van de mens en dieren mogelijk maken.
06.31. De leerlingen leggen het verschil uit tussen mengsels en zuivere stoffen aan de hand van het deeltjesmodel in betekenisvolle contexten.
06.32. De leerlingen beschrijven energieomzettingen in
systemen.
06.33. De leerlingen leggen het verband tussen krachten en hun uitwerking in betekenisvolle contexten.
06.35. De leerlingen leggen het verband tussen constante
snelheid, verplaatsing en tijdsduur.
06.36. De leerlingen analyseren eigenschappen van materialen
en grondstoffen in functie van een probleemstelling.
06.37. De leerlingen analyseren principes van de bouw en
werking van technische systemen, hun deelsystemen,
onderdelen en hun onderlinge samenhang in een
energiesysteem en een informatieverwerkend systeem en
in minstens 1 van de volgende systemen: een
constructiesysteem, een transportsysteem en een
biotechnische systeem.
06.38. De leerlingen doorlopen een technisch proces om een
technisch systeem te realiseren vanuit behoefte(n) en
criteria.
06.39. De leerlingen werken op een veilige en duurzame manier
met materialen, stoffen, organismen en technische
systemen.
06.40. De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid
meetinstrumenten en hulpmiddelen.
06.41. De leerlingen gebruiken gepaste grootheden en eenheden
in een correcte weergave
06.42. De leerlingen voeren onderzoek aan de hand van een
wetenschappelijke methode om kennis te ontwikkelen en
om vragen te beantwoorden.
06.43. De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem
door wetenschappen, technologie of wiskunde
geïntegreerd aan te wenden
06.44. De leerlingen illustreren de wisselwerking tussen
wetenschappen, technologie, wiskunde en de
maatschappij aan de hand van maatschappelijke
uitdagingen.
BURGERSCHAP EN SAMENLEVEN
07.03. De leerlingen lichten toe hoe verschillende vormen van diversiteit verrijkend en uitdagend zijn voor het samenleven.
07.04. De leerlingen gaan geïnformeerd, beargumenteerd en
constructief in dialoog over maatschappelijke thema’s.
HISTORISCH BEWUSTZIJN
08.06. De leerlingen vergelijken historische bronnen met betrekking tot de bestudeerde periodes in functie van een historische vraag.
08.07. De leerlingen beantwoorden een historische vraag aan hand van historische bronnen met betrekking tot de
de bestudeerde periodes en historische redeneerwijzen.
08.08. De leerlingen lichten de invloed toe van de eigen standplaatsgebondenheid op historische beeldvorming met betrekking tot de bestudeerde periodes.

RUIMTELIJK BEWUSTZIJN
09.07. De leerlingen lokaliseren zichzelf en plaatsen aan de hand van lokalisatie- en oriëntatietechnieken.
09.08. De leerlingen zetten terreintechnieken en geografische
hulpbronnen met inbegrip van GIS-viewers functioneel in.
LEERCOMPETENTIES
13.03. De leerlingen gebruiken school- en vaktaal.
13.04. De leerlingen zoeken doelgericht informatie in diverse
bronnen en verwerken die op een kritische en
systematische manier.
INITIATIEF, AMBITIE, ONDERNEMINGSZIN EN LOOPBAANCOMPETENTIES
15.01. De leerlingen doorlopen bewust hun studie- of beroepskeuzeproces.
15.02. De leerlingen genereren creatieve ideeën om een
probleem op te lossen en bespreken de uitvoerbaarheid
ervan aan de hand van criteria.
CULTUREEL BEWUSTZIJN EN EXPRESSIE
16.01. De leerlingen beschrijven kunst- en cultuuruitingen vanuit eigen waarneming.
16.02. De leerlingen brengen kunst- en cultuuruitingen in verband met de context waarin ze voorkomen.
16.03. De leerlingen reflecteren over eigen beleving bij uiteenlopende kunst- en cultuuruitingen.
16.05. De leerlingen doorlopen een artistiek-creatief proces
vanuit verbeelding.
BASISGELETTERDHEID
BG02.01. De leerling haalt bij het lezen en luisteren doelgericht het
onderwerp en relevante informatie uit niet-fictionele
teksten.
BG04.02. De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten
van toepassingen om digitale inhouden te creëren.
BG06.02. De leerling gebruikt maatgetallen en eenheden van
grootheden in betekenisvolle contexten.
in een correcte weergave
BG06.03. De leerling gebruikt informatie uit eenvoudige tabellen en diagrammen in betekenisvolle contexten.
BG06.04. De leerling berekent de omtrek van een vierhoek en de
oppervlakte van een rechthoek in betekenisvolle
contexten.